DE GESCHIEDENIS VAN DE BRIL
Beryl wordt bril
De Arabische arts en wiskundige Aboe Ali al-Hazin ibn al Haitham (965-1039) ontdekte de breking van licht in glas. In een boek over optiek beschreef hij dat met behulp van halve glazen bollen het menselijk zicht daadwerkelijk gecorrigeerd kon worden. De Arabische arts maakte zijn hulpmiddel van Beryl, een doorzichtige halfedelsteen. Vermoedelijk is het Nederlandse woord ‘bril’ afgeleid van de naam van deze steen. Tegen het einde van de 12e eeuw bereikte de kennis vanuit de Arabische wereld Venetië. Toen Erazm Golek Vitello in 1240 het Arabische boek van Ibn al Haitham naar het Latijn vertaalde, werd zijn kennis ook beschikbaar voor een grote groep geleerden en monniken in Europa.
Leessteen
Met behulp van de beschrijvingen van Ibn al Haitham maakten West-Europese monniken de eerste halfronde lenzen. Deze plaatsten ze met de platte kant op een boek, zodat de letters vergroot werden. Via de monnikenorden verspreidden zijn geschriften zich over de kloosters in Europa en zo werd de leessteen een veelgebruikt optisch hulpmiddel.
Nietbril
De stap naar het allereerste draagbare gezichtshulpmiddel liet vanaf toen niet lang meer op zich wachten. Er doet een verhaal de ronde dat de Italiaanse monnik Allessandro della Spina in 1284 twee kleine vergrootglazen in een houten raamwerkje maakte en zo de eerste draagbare bril ontwierp. Op 23 februari 1305 maakte de monnik Giordano di Rivato in een preek melding van een ‘Occhiali’, oftewel bril. Deze eerste brillen bestonden uit twee glazen, elk vastgezet in een ijzeren, hoornen of houten ring. In het midden werden de losse onderdelen met een nagel als een soort scharnier aan elkaar vastgemaakt. Deze zogenaamde ‘nietbril’ werd nog tot het einde van de 16e eeuw gebruikt.
Van nietbril tot mutsbril
Het oudst bekende portret van een brildrager werd in 1352 gemaakt door Tommaso da Modena en toont de kardinaal Hugo de Province, die aan het schrijven is met een nietbril op zijn neus. In de 14 eeuw maakte de bril een verdere ontwikkeling door. Door handelscontacten van Venetië met onder andere Vlaanderen, Duitsland en Frankrijk ontstond het ambacht van brillenmaker. Door de ontwikkeling van de boekdrukkunst ontstond er een steeds grotere behoefte aan leeshulpmiddelen. Door de jaren heen werd er van alles geprobeerd om de bril makkelijker draagbaar te maken. Zo was er in de late middeleeuwen de zogenaamde mutsbril, die bestond uit een metalen montuur dat aan een hoofddeksel bevestigd was en zo voor de ogen gedragen kon worden.
Montuur met poten door Scarlett
Eeuwenlang bleven brillenmakers zoeken naar het meest praktisch montuur. Rariteiten als het enkelglazige monocle, de knijpbril en het lorgnet (dat nog zelf vastgehouden moest worden) werden door de eeuwen heen bedacht en gedragen. Toen de Engelse opticien Edward Scarlett in 1730 het montuur met poten op of achter het oor ontwierp, bleven de monocle en de knijpbril nog jarenlang populair. Uiteindelijk is het ontwerp van Scarlett het meest praktisch gebleken en tot op de dag van vandaag in gebruik.
Bron: www.isgeschiedenis.nl/uitvindingen/visie-op-de-geschiedenis-van-de-bril